Amice!
Het was stil dien nacht, dien eerste nacht in het kamp, na een dag vol vermoeienissen, een dag van groote hitte, hetgeen sommigen niet verdragen konden en het in de schaduw, ver van hen, die de tentent opzetten verwijderd, deed neervleien op het zachte grasplekje, dat zoo lieflijk de dichtheid van het bosch verbreekt.
De beek klaterde lustig, en toen de ochtendwind zijn gefluister reeds liet hooren, werd een stuk zeildoek opgeheven, en met eigenaardige kronkelbewegingen, nu eens de armen zijwaarts, dan weer omhoog, verdreef een gedaante in zijn slaap.
Wie kon het anders zijn dan onze goede kampmoeder, die "hare"corvéekinderen wekken ging en zelf leidinggeven; zij die met zuinigheid haar huishoudgeld beheerde, en ons op heerlijke tongetjes vergastte.
Eerst ging "ie" naar de keuken, om de primus aan te steken, hetgeen zeker handigheid en vuile vingers vereischt.
De corvée, die altijd zeer gehoorzaam was en alles deed wat "moeder ziede, nooit tegenpruttelde, was zich reeds in de beek aan 't wasschen waar het heerlijke frissche water veel vuil weg moest dragen, want open schoenen beschermen nu eenmaal niet de schoonheid van teenen.
Plots schrikten de niet-corvéeërs wakker. Wild werd door elkaar geschreeuwd, want de vroege ochtendstilte werd verbroken door gezang, en daar overdagzingen nu eenmaal ontoelaatbaar schijnt te zijn in een Sesam kamp, en Sesamieten graag eerste-jaars uitvoeteren vlogen alle het bed uit, om des zangers keel te snoeren, hetgeen een groote zwarte vlek op iemands kamptijd heeft gelegd en vele oplichtende genoegens volledig bedekte. Waarom niet in de vrije natuur zingen, hetzij leelijk of mooi.
Het beloofde weer pracht weer te worden, tot ergernis van de roodhuidige Sesamieten. Het bordje Havermout, dat vele malen van gaar zyn en dikte moest verschillen, smaakte weer best en nadat eenig brood de magen verstevigde werden fluks de dekens op de bleek, z.g. om te luchten gelegd, maar veelal om op te liggen om gedichten te lezen onder het genot van een geleende sigaret.
Toen ik daar zoo lag gingen onwillekeurig mijne gedachten uit naar onze aftocht. Een kaart behoefden wij niet meede te nemen, want geen betere gids dan onze Huismans, die ook op Belgisch grondgebied zijn kundigheid toonde, ons van het rechte pad af te houden om zich op dwaalwegen te begeven, en die slechts door een kapelaan en een pastoor op het goede pad gebracht kon worden, konden wij ons wenschen. -Ik dacht aan ons verblijf in de onvolprezen jeugdherberg, aan de eenige bandlek op voor Wietse zoo historischen en wellicht spoedig traditioneele grond, aan onze plechtige ontvangst te Goirle.
Eenige lui maakten zich gereed boodschappen voor het gezin Sesam in Hilvarenbeek te doen, en het postkantoortje van vele brieven te bevrijden. Hun lang wegblijven was meestal oorzaak van een huis, dat naast de merkwaardige kerk stond, en waar heerlijk bier, een goed biljart en veel vrijgezellen waren.
En na een genoegelijke middag, na een heerlijk geconserveerd avondmaal, toen de gloeiende zon reeds plaats maakte voor de schemerte was er veel gekraak in het bosch.
Boompjes werden meedoogenloos geveld, om straks te knetteren onder vroolijk gezang. –Wietse, die zijn leermeester Hommes verre overtrof wist hoe men met vuur om moest gaan. Zoo eindigden vele dagen; docht het bleef geen zonneschijn. Twee dagen later toen Wietse weer schoone wegen wist, werden eenige (Huismans, v. Houten, Heil en Schiltmeijer) door een hevig onweer overvallen. Snel fietsten zij om onder Gusta's dak te schuilen, waar eerst tegen twaalf uur afscheid genomen kon worden en de diepe duisternis ingegaan om met groote vreugde eindelijk het nachtelijk lager te betreden waar chocolade en de overige lui en wachtte.
Toen kon het kampvuur niet oplaaien; toen kon niet meer, bij het lieflijk golvend schijnsel eener zaklantaarn het "O Mädchen" opgevoerd worden op twee stoelen; -toen kon de ècho niet weerklinken in het dichte donkere bosch.
Slechts Bridge-termen verhieven zich boven het tikkend geluid der regen en onder Mozart's wiegenlied, dat veeleer een "wek"liedje dan een slaapliedje geleek, begaf met zich ter ruste. Even een hevig gesnurk, dan een diepe stilte, want Heil sliep. Slechts eenig geknaag bracht des slapers trommelvliezen in trilling. De regen had opgehouden.
's Anderen weeks Dinsdag togen drie gedaanten vroeg hunne tenten uit. De kampmoeder was al op om haar kinderen "reisefertig" te maken.
Wat was het dat hen zo aantrok; dat hen zoo van het Sesamkamp enkele dagen afsnoerde? –Antwerpen was twee tunnels rijker geworden; te weten één voetgangerstunnel en één snelverkeer tunnel. Zeer zeker, deze gelegenheid kon men niet voorbij laten gaan. Doch dat was nog niet het voornaamste, want volgend jaar gaan zij niet meer om de tunnels, maar om de voor slechts één franc, zegge 7 ct. aldaar verkrijgbare limonade, en de heerlijke mosselen met Potate Fruits en om de onnoozelheid van de Antwerpsche politie agenten en reisbureaupersoneel, die je met stomme verbazing aankijken, als men hen om het bureau voor vreemdelingenverkeer vraagt waar Heil per sé een kaart van Antwerpen wilde halen. De terugtocht viel, moeilijk; liever hadden we nog wat gebleven.
De dag na hun aankomst had de doop der kampfoeten plaats, onder veel verzet en genoegen. Het was als een doop bij Mormonen, doch deze hebben nog eenige plechtigheid daarbij. Het was een waarlijk Paradijs.
Bij de aftocht sukkelde Moeder nog met haar kleinste, die niet goed op de fiets mee kon komen, en die zij maar op de trein ergens zette. Dank zij Heil's goede invloed kreeg Sesam de Perl-smaak te pakken. Hopelijk zal zij meer en meer in Sesamkringen doordringen.
Amice! Het Sesamkamp ligt weer eenige maanden achter ons; ik heb U niet een opsomming van louter feiten kunnen en willen weergeven, doch slechts een algemeenen indruk. –Ik hoop dat het volgende kamp meer opkomst en daardoor meer vreugde moge beleven.
Ik dank U!
15 Oct.1934