Verslag van de Sesamdies (1924)
De Sesamdies, die begon
In ’t voorportaal van ’t Centraalstation.
De dies werd toen voortgezet,
Door kaartjes nemen aan ’t loket.
Voor de aardigheid vermeld ik even
De trein vertrok om één uur zeven.
Toen we in de trein naar Haarlem zaten
Begon een meneer met ons te praten.
Ik zal niet uitwijden over dat gesprek
Want eigenlijk was ’t een beetje gek.
Ik zal dan oko maar niet vermelden
Hoe de heer Zwaan het moest ontgelden.
Hij heeft zich gelukkig niet erg bezeerd
En is misschien voor goed bekeerd.
Och wie had dat nou kunnen dromen,
Dat dit juist aan hem zou overkomen.
Want ’t is aan iedereen bekend
Die Zwaan is heus een nette vent.
In Haarlem nu onder leiding van Kobus
Daar stapten wij in een autobus.
Die bracht ons wel een heel eind vooruit
Maar we gingen er drommels gauw weer uit.
We wilden langs een weg met “Toegang verboden”.
Naar de ruïne van Brederode.
Maar toen is Kobus de weg gaan vragen
En zijn we een andere weg ingeslagen.
Op die weg daar zagen we bijna niets
Dan een boom en een boer en een meid op de fiets.
Soms riep er één de anderen aan
Om bij een bloempje stil te staan.
Toen hebben we met een man of tien.
De ruïne van binnen en buiten gezien.
Precies geteld, dan waren d’r elf
En nummer elf, dat was ik zelf.
Brederode, die was niet thuis
Toen liet de concierge ons in zijn huis.
Zij vertelde ons, die rare druif
Die was natuurlijk naar een fuif
Je zou zo denken, dat gaat te ver
Maar misschien was-t-ie lid van S.S.R.
D’r begon er ook één eng te doen
Dat was natuurlijk weer Katoen.
En amice Boom, die gooide een pet
Alleen naar beneden om de pret.
We kwamen toen in een gezellige kroeg
Waar Kobus om de centen vroeg.
Met een autobus en met een trem
Gingen we toen terug naar de stad Haarlem.
Om een uur of vijf begon de bitter
De een werd rooier, de ander witter
Maar eigenlijk was de grootste mop
De meesten hadden al wat op.
Ik hoef niet te zeggen hoe de vergadering is gegaan
Dat komt in de notulen te staan
En ik kon ook niet alles weten
Want ik ben voor een poos d’r uitgesmeten
Volgens de mos ging de installatie
Door de heer Zwaan met zeer veel statie.
We gingen toen naar een andere zaal
Daar wachtte ons een heerlijk maal.
Toen eerst nog een foto werd genomen
Is ons iets wonderlijks overkomen.
De fotograaf keek effe om
En toen viel het hele toestel om.
De praeses had hem moeten beboeten
Want we kregen allemaal kouwe voeten.
Wat we gegeten hebben, weet ik niet uit m’n kop
Maar op ’t menu, daar staat het op.
Och, neem me niet kwalijk, ’t is zonde dat’k het zeg
Maar die arme Kobus had zo’n pech.
Hij zat te worstelen op z’n eentje
Met een ingewikkeld kippebeentje.
Hij stootte bepaalde geluiden uit
Een ieder weet, wat dat beduidt.
Verschillende leden kregen het woord
En werden verschillend aangehoord.
Enkele sprekers waren, om kort te gaan
De heren Jongsma, Bender en Zwaan.
Als spreker stond toen ook nog op,
De vertegenwoordiger van ’t Hoornsche Hop
Wat al die heren hebben gezegd
Komt in dit verslag niet tot zijn recht
O, ja, om een uur of 10, (voor dat ik het vergeet)
Had Jongsma zijn stopwoorden weer beet.
Toen we ons aan de spijzen hadden tegoed gedaan
Zijn we als een haas naar ’t station gegaan
En toen we daar op ’t perron stingen
Gebeurden er eigenaardige dingen.
Zo viel Hekman aan, op amice Herdink
Maar de fiere Zeeuw, die hield zich flink
Dit diesverslag is bijna uit
Nog een paar woorden tot besluit.
Nu zegt een man met veel verstand
Elk ding heeft zijn kwaie en zijn goeie kant
Zo eindigde eigenlijk de dies van Sesam
De ’s nachts in donker Amsterdam.
Nu blijkt weer eens, al zijn we maar klein
Datte we toffe jongens zijn.
Want toen Kobus officiëel de dies sloot
Lag d’r geen enkele in de goot.
En aan het eind zeg ik: Saluut!
Dat Sesam is een tof dispuut!!
Jaap tt.