Een gedeelte uit de kronieken van het illuster oratorisch dispuut S.E.S.A.M., en wel de hoofdstukken '40, '41, '42, '43 en '44.
Het was in het jaar dat de heer Pilon praeses over ons was, dat S.E.S.A.M. de volgende zonen tot zich nam, de heren Heekman, Spruyt, Franken en Van Proosdy, en dat er voor de eerste maal bijzondere gebeurtenissen plaatsvonden in onze vertrouwde dispuutsgemeenschap. De heer Wim Speelman namelijk, was gedwongen in het voorjaar van 1941 onder te duiken, toen deze term nog nauwelijks of geheel niet bekend was, uit hoofde van zijn illegale werkzaamheden hoofdzakelijk voor de toenmalig illegale krant Vrij Nederland. Het kon dan gebeuren dat enkele dispuutsleden hun maaltijd gebruikend in een restaurant elkaar een schop gaven onder de tafel en een blik van verstandhouding wisselden om na een half uur elkaar toe te fluisteren: „zag je hem, met z'n snor, of met z'n baard.” Het enige wat het dispuut van hem mocht vernemen waren de mondeling van hem overgebrachte groeten uit monde van de heer Van Arkel bij wie hij vaak sliep en verbleef zonder dat wij dat toen wisten.
Het was avond en de dag van de tiende mei 1941 was gedaald en S.E.S.A.M. meende deze droeve dag in de historie van ons vaderland te moeten gedenken en wel ten huize van den heer J. Gerbrandy. Haastige stappen op een krakende (onleesbaar) trap, een hijgend figuur met angstige stem klopt op den deur, hoeken, gaten en matrassen en andere plekken waar eventueel het eerst gezocht zou worden, werden gevuld met verboden lectuur en bezwarende voorwerpen: „meneer Gerbrandy, de politie.” Na enkele minuten komt de heer Gerbrandy met (onleesbaar) gezicht boven met een keurig rooster waarop vermeld de uren waarop hij moest wachtlopen bij een kapotgesneden telefoonkabel bij Sloterdijk.
Op 10 mei 1940 blikten de heren Van Arkel, Kuipers, Heckman, Feitsma, en waarschijnlijk nog meer, in het oogwit van den vijand. 10 Mei 1941 waren het de soldaten van den stadhouder die bevalen en S.E.S.A.M. liep wacht, dat wil zeggen dat op die uren buiten de spertijd dat de heer Gerbrandy moest wachtlopen daar altijd wel voldoende dispuutsgenoten waren om een kaartje te leggen aan de kant van de Polderweg in het gras. Waarom juist de heer Gerbrandy? Omdat hij redacteur was van Propria Cures, het Amsterdams studentenblad, dat artikelen schreef en opnam die zo scherp en fel waren dat het voor philistijnenbreinen niet te vatten was hoewel zij voelden dat zij onaangenaam bejegend werden. De redactie, uitgenodigd om eens te komen praten op het departement van volksvoorlichting en schone kunsten was niet vatbaar voor vriendelijke woorden en maakte door schrikachtige bewegingen het gedrag van hakken klikkende en hand op stekende W.A. leden belachelijk. Dr. De Groot, de epigoon van Groenewagen ging af zoals er in Propria Cures zovelen waren afgegaan. Daarom juist de heer Gerbrandy en omdat hij Gerbrandy heette waarschijnlijk, ontaardde neef van een ontaardde oom.
Het was binnen de (onleesbaar) van den heer Van Dijk op 30 mei 1941 dat het eerste ingrijpende besluit genomen zou worden, vooral op aandrang van de heer Dekker werd besloten de notulen voortaan op losse blaadjes papier te produceren en het convoceren op onofficieel papier en in bedekte toon te laten geschieden. Wie overigens denkt dat deze vergaderingen een sober beeld vertoonden die moet de eigengemaakte toverdranken van de heer Schiltmeyer eens drinken en proberen sober te blijven, die moet niet vergeten dat S.E.S.A.M. altijd S.E.S.A.M. is gebleven met sprankelende eloquentia en bloeiende amicitia, vol geest en (onleesbaar), getrouw aan stijl en mos, zoals het altijd was en is en blijven zal. We leefden dieper, intenser in die tijd en waren aan elkaar het devies getrouw van: „steeds en steeds maar aan mekaar”, zoals de heer Verhave het zo treffend uitdrukte op ons 7e lustrum het najaar 1941. Het overige dat geschied is in die jaren dat Pilon praeses over ons was is dat niet geschreven in de notulenboeken door den ab-actis Kok. De heer Pilon was vijfdejaars toen hij praeses over ons werd en hij regeerde een jaar en hij deed wat goed was in de ogen van de heren leden van het dispuut. En hij werd opgevolgd door de heer Dekker, de heer Van Arkel nam de buidel over en de heer Van Dijk schreef en hij schreef notulen op losse vellen en convocaten in tante Betje stijl. Wederom gewon S.E.S.A.M. zonen en hun getal was als dat van het vorig jaar vier, en hun namen waren, Van der Meer, Mulder, Nooitgedagt en Wijngaarden en zij waren eerstejaars en deden wat kwaad was in onze ogen.
Dit jaar begon met de luisterrijke viering van het 7e lustrum in Kempinsky. Hoeveel vergaderingen er na de 399e zijn geweest alvorens wij onze 400e vergadering vierden is met een getal onder de vijf wel uitgedrukt, maar niet precies te zeggen. Deze 400e vergadering was een van de vele nachtvergaderingen die zich vanwege de spertijd uit moesten strekken tot na 4 uur in den ochtend. Toen de heer Franken zich toen na 8 uur nog op straat bevond om zich naar die gedenkwaardige 400e vergadering ten huize van en grotendeels gehospiteerd door den heer Schiltmeyer te spoeden werd hem dat belet door de Grüne Polizei en hij moest de nacht grotendeels staande doorbrengen in het koloniaal instituut, toenmalige zetel van de „Grüne”. Hij kreeg spijs noch drank noch geestrijk voedsel toen de rest van het dispuut zich aan deze zaken te goed deed of te buiten ging. Ondanks dat de wijnkelder, die S.E.S.A.M. zich voor deze tijden van schaarste had aangelegd, niet onuitputtelijk was konden wij toch nog geruime tijd onze hospitaties in min of meer oude stijl handhaven.
De voorjaarstocht van 1942, het zal weer om en nabij de 10de mei geweest zijn, kwam S.E.S.A.M. in directe aanraking met het prikkeldraad. We zouden de dag doorbrengen met wandelingen in de omgeving van Bussum en de heer Heckman, oud beroepsofficier, kreeg een gratis retour van de staat voor deze gelegenheid, mits hij zich evenals alle oude beroepsofficieren maar even kwam melden. Wij brachten de heer Heckman tot het prikkeldraad en zagen hem er achter verdwijnen. De heer Van Proosdy meende dat hij gemakkelijk over dat prikkeldraad heen kon springen, maar kwam daar met veel kleerscheuren vanaf, tot groot vermaak van enkele dames wier blik hem boven in een boom aantrof, om het restant van zijn kleren, uit voorzorg uitgetrokken en daar tegen zijn wil door de andere lieden gedeponeerd, eruit te halen. Ook de heer Heckman kwam er zonder kleerscheuren af, maar niet nadat hij ruim drie jaar aan gene zijde van het prikkeldraad had vertoefd. Het lag dan ook zeker niet aan de gastvrijheid van de heer De Ruiter uit Bussum, dat zijn stoel aan de maaltijd, die wij daar na afloop van de voorjaarstocht nuttigden, leeg bleef.
Het nationaal socialisme werd in de 12 gehouden vergaderingen als probleem gesteld en van alle kanten benaderd. We bleven echter alleen theoretisch afwijzend en negatief er tegen over staan. Het gehouden S.E.S.A.M. zeilkamp in Friesland was als een oase in de dorre woestijntocht van den oorlog. Het drukte een stempel op het komende dispuutsjaar. De heer Kuipers werd buiten elk seizoen tot lid van S.E.S.A.M. gemaakt. De heren Kok en Van Dijk die S.E.S.A.M. in het S.S.R. bestuur vertegenwoordigden, konden in dat verband slechts S.S.R. liquideren, nadat de dies najaar 1941 was afgelast wegens het fusilleren van de reünist Van der Heek. De liquidatie van de S.S.R.A. geschiedde evenals van de overige corpora als protest tegen de maatregel dat joden geen deel meer mochten uitmaken van studentenverenigingen. Bijgevolg bestond S.S.R. en dus ook S.E.S.A.M. nog slecht illegaal, en we vierden onze dies dan ook in de kelder van de Keizersgracht-kerk en aten uit de keuken van mevrouw Van de Baan, de vrouw van den koster. In datzelfde gebouw verzorgde deze vrouw ook onze maaltijden, de z.g. „Mensa Pilonica” naar de stichter de heer Pilon. Het eten werd in eigen gekochte gamellen van de centrale keuken naar de kerk gebracht door een huurling op een bakfiets op de voet gevolgd door een lid van de mensa om te voorkomen dat de gehaktballen een verkeerde bestemming zouden bereiken. Lange tijd hield ook de familie Van Proosdy een open tafel twee maal in de week, waar bruine bonensoep geserveerd werd. Bij een van deze gelegenheden toen we pannekoeken aten was dr. Krijn Kramer, het erelid van S.S.R.A. ook aanwezig en at zoveel dat hij het niet heeft overleefd.
Behalve met de mensa bemoeide de heer Pilon zich ook met algemene studentenaffaires. De ondergedoken studentencorpora hadden een contactlichaam opgericht, dat later een landelijk orgaan werd, waarin de heer Pilon namens de S.S.R.A. zitting had en waarvan hij een van de grootste figuren was. Het studentenverzet dat S.S.R. gepleegd heeft werd bezield en aangevoerd door amice Pilon, met groot doorzettingsvermogen en door z'n grote overredingskracht. Brandende was dus ook dat jaar gebleven maar de studenten ontwaakten en zij groeven de strijdbijl op en er was krijg tussen de studenten en de overweldigers. Zij hadden hun Goliath, maar wij onze David, ons geloof in de overwinning maar bovenal ons geloof in God en zijn zoon Jezus Christus.
Was er in 1941 nog een normale groentijd gehouden, in 1942 moest dat in het geheim geschieden en op onze reeds genoemde dies in de keizersgracht-kerk konden wij slechts de heer Van Steenwijk als lid installeren. De hamer gleed over in de hand van de heer Van Dijk en deze zou hem pas in 1945 weer doen overgaan in die van de huidige praeses de heer Van Arkel. Ab-actis werd de heer Van Proosdy en fiscus de heer Nooitgedagt. Wanneer wij in extenso zouden moeten beschrijven de geschiedenis van onze dispuutsleden, waarlijk het zou een grote inktpot kosten. Wat onze vergaderingen betreft, zij stonden in het beeld van de toekomst. Wij bespraken dat jaar de toekomst van S.S.R., van de studentenmaatschappij van Nederland en van Europa vanuit vele gezichtshoeken bekeken. Zo nu en dan moesten de leden, met name de heer Kok de vergadering verlaten om wacht te lopen voor een of andere instelling. Een alarm systeem werd gecreëerd wanneer de samenpakkende wolken boven ons bestaan mochten losbarsten in een algemene razzia, er werd van kaart verwisseld en met namen en adressen werd voorzichtig en spaarzaam omgegaan. Studentenstakingen dreigde weerom, de sfeer werd geladen en gespannen. We lazen allen het illegale studentenblad De Geus. Toen de studentenstaking vlak voor de kerstvakantie uit zou breken, werd de universiteit door de rector magnificus Brouwer gesloten, of liever gezegd, de vakantie begon vervroegd. Het was in deze tijd, december 1942, dat ons de Godstijding bereikte dat Wim Speelman gepakt was. Het zal mij zo nu en dan onmogelijk zijn nog van de heer die en die te spreken. Niet de „heer” Speelman werd gepakt maar Wim werd gepakt. Hij was met enkele andere figuren de oprichter en motor van het nu legaal verschijnende dagblad Trouw. Een zekere dood wachtte hem in de cel in Haaren maar God had anders over hem besloten. Wim ontvluchtte nog voor het nieuwe jaar 1943 haar intrede deed. Zo reduceerde ons gevangenenaantal zich weer van twee tot één, namelijk Hayo Heckman.
Na de kerstvakantie was er een aarzeling, moesten we college lopen of niet? Er werd van Duitse- en N.S.B.-zijde fel tegen ons geageerd. We liepen wel college en we vergaderden ook. In het begin van het jaar werd de heer Gerbrandy met enkele andere vooraanstaande studenten gearresteerd en in Vught opgesloten. Dat waren de eerste slagen van het naderende onweer. Toch vergaderden we weer, weliswaar voor de laatste maal met z'n allen. En wel in Naarden bij Cor Mulder thuis. Op weg echter werden we in de stikdonkere avond door een patrouille Duitse soldaten aangehouden maar doorgelaten. We hadden een uitstekende vergadering, gestimuleerd door de (onleesbaar) van de heer Pilon. Die vergadering eindigde met een lawaaiige uittocht in de donkere ochtenduren van S.E.S.A.M. uit Bussum met een trein die vol slaperige mensen zat en verpest werd door de stank van eigen teelt en surrogaat tabak. Voor lectuur had de heer Van Arkel gezorgd die met kwistige hand „Oranjekranten” had rondgedeeld. Schrijver dezes werd de volgende morgen bij het scheren gestoord door „het alarmsysteem” in de vorm van Johan Pilon, die zei dat het zover was. De Grüune Polizei was op zaterdagmorgen, toen S.E.S.A.M. lag uit te slapen, begonnen met de razzia op studenten en deze werden uit practica- en collegezalen gehaald. Alleen de heer Ubbens was daar aanwezig, deze vond de vergadering in Bussum namelijk wat gevaarlijk, maar kon gelukkig ontkomen. Alle Sesamieten werden gewaarschuwd en het was een ware uittocht die zaterdagmiddag, februari 1943. S.E.S.A.M. was ondergedoken en we hadden elkaar vaarwel gezegd: „tot na den oorlog.”
Maar alras hadden zelfs de volgende dag al enkelen elkaar ontmoet en vermaakten zich met op een zoldertje luidkeels alle mogelijke studentenliederen te zingen. Vught werd het gevangeneoord van de ongelukkigen die gepakt waren. Voor goed tot na de bevrijding verdwenen van de amici, Van Proosdy, Kok, Van der Meer en Nooitgedagt. Na van de eerste schrik bekomen te zijn druppelden verschillende leden langzamerhand weer terug naar de stad. En verzamelden zich rond Johan Pilon die als een rots in de branding was blijven staan en om ons wat medelijdend glimlachte. Wie in die tijd S.S.R. zei, zei S.E.S.A.M., en wie S.E.S.A.M. zei, zei Johan Pilon. De tekenkwestie kwam aan de orde. Men mocht verder studeren, mits men de loyaliteitsverklaring ondertekende. Fel was de strijd van de Contactcommissie, met Johan Pilon aan het hoofd, tegen Van Dam, de secretaris generaal van het ministerie van Onderwijs, tegen de slappe senaat en tegen de slappe studenten. „Nooit tekenen” was het devies, hoe dan ook. Johan luisterde senaatsvergaderingen af en ging als een briesende leeuw o.a. tegen professor Deelman, de toenmalige rector magnificus, te keer, maar deze zei dat het overgrote deel van de studenten wilde tekenen en terecht volgens hem. Toen echter de senaat in een sterk, of zwak moment een protestbrief schreef aan Van Dam was het verslag van deze geheime zitting 24 uur later duizendvoudig en meer gestencild. De kerngroepen bewerkten hiermede hun omgeving van slappe studenten en lieten hun een stuk tekenen waarin ze zich als anti-tekenaars uitlieten. Met een koffer vol van deze brieven is Johan toen naar de senaat gegaan om hen te overtuigen. De houding bleef slap. Ieder had een echt of een formeel baantje om eventueel niet onder behoeven te duiken. Zo kon u de heer Mulder als kaaisleper en de heer Kuipers als koetsier van een sleperskar bewonderen. De Duitsers verboden dit spoedig. In de vrije tijd werd clandestien gestudeerd, maar meest geageerd tegen tekenen, vaak open en bloot agerend tegen N.S.B. en (onleesbaar) het studenten past op de (onleesbaar) past man hier past waar zo nu en dan vuisten ook voor wat anders dan gesticuleren werden gebruikt.
Het aantal van gevangen Sesamieten was inmiddels weer gestegen. De heer Gerbrandy, als zijnde in Duitse ogen een van de belhamels was een week voor de algemene studentenrazzia in februari gearresteerd en naar Vught getransporteerd. Hij was toen namelijk weer in de stad, hersteld van zijn langdurige longziekte die hem ongeveer twee jaar buiten gevecht had gesteld. Wie in deze onzekere tijd wat wankel mocht staan of nog niet geheel begreep wat hem te doen stond ging maar even naar de heer Pilon en na een uur kwam men opgelucht, overtuigd en genezen bij hem vandaan, volmaakt overtuigd dat minstens heel Nederland en zeker die paar duizend studenten gemakkelijk konden onderduiken.
De 10 mei 1943 naderde. Zou S.E.S.A.M. of een deel ervan vechten met vuurwapenen zoals in 1940? Of zouden we van aangezicht tot aangezicht met de politie, Gestapo, Grüne of S.D. komen te staan als op 10 mei 1941. Was het prikkeldraad van mei 1942 ons voorland? Toen de heren Kuipers en Van Dijk op hun fietsen terugkwamen van een bezoek aan de heer Van Arkel te Nieuwvennep om met hem de voedselpositie van onder te duiken studenten te bespreken, welke activiteit de heer Pilon ter hand had genomen als consequent uitvloeisel van zijn actie niet te tekenen, toen vernamen zij in een kroegje waar zij samen een biertje dronken en een „eigen teeltje” draaiden dat de volgende dag 6 mei alle niet-tekenaars zich moesten melden en wel de Amsterdammers, op het koloniaal instituut. S.E.S.A.M. had niet getekend en had zich te melden. Bijgevolg werden allerwegens handen geschud, geheimzinnig gedaan en gebeden in vriendenkring en alleen. „Tot na de oorlog.” De mist slokte ons op. De heer Pilon die bij de poort van het K.I. had staan kijken wie er zich al zo gingen melden zag daar nog een Sesamiet onder die echter in (onleesbaar) werd afgekeurd om zijn gezondheidstoestand.
De hiernakomende periode werd gekenmerkt door de gebruikelijke reactie van schuilplaats zoeken, veranderen van schuilplaats, verzekeren van voedsel en voorzien van papieren. S.E.S.A.M. door deels thuis, deels elders onder, deels op het platte land. Sommige studerden zwart door, anderen begonnen of zetten hun illegale werkzaamheden voort. De heer Pilon zorgde ervoor dat enkele Sesamieten stempels op hun collegekaarten kregen, als zouden ze getekend hebben, zorde voor onderduikplaatsen, door middel van een stafmedewerkers, die ook de voedselvoorziening onder zijn leiding tot onderwerp van hun activiteit maakten. Het veel bezongen ledikant dat drie man kon bevatten bleek te staan in de slaapkamer van de heer en mevrouw Schiltmeyer, waarheen deze neef ook vehuisde toen hij door de S.A. opgejaagd werd. En zo het niet had bestaan, we waren met z'n allen naar het klabbakium gegaan. Velen van ons zijn bij de permanent gast Schiltmeyer in meerdere of mindere mate permant gast geweest. Wat er van ons dispuut nog in en om de stad zwierf vond daar een rustplaats voor het (onleesbaar) van den voet en kon daar zijn hoofd nederleggen, kon daar om raad vragen, en was van hulp verzekerd voor welk geval ook. Daar werden twee verlovingen gevierd en wel van de heren Pilon en Kuipers, kortom daar hadden wij onze pied-â-terre. Vanaf deze plaats hulde aan de heer en mevrouw Schiltmeyer.
Het vergaderingloze tijdperk nam een einde toen naar veel overleg en rijp beraad S.E.S.A.M. de 37e dies natalis zou vieren. De reünist (onleesbaar) stelde zijn huis en zijn keuken beschikbaar en met vereende krachten konden we nog een souper S.E.S.A.M. waardig. Weliswaar konden vele leden niet komen of waren onbereikbaar, toch waren er nog zo'n 15 leden en reünisten aanwezig. Als lid kon nog geïnstalleerd worden de zoon van de heer (onleesbaar). Van het bestuur waren afwezig de fiscus en de ab-actis welke funties werden bekleed door de heren Wijngaarden en Kuipers tot aan het bittere einde. U te beschrijven wat er die dies beleefd werd valt mij zwaar. Het was of wij elkaar na jaren en jaren weer zagen nadat velen elkaar dood gewaand hadden. Ieder nieuw gezicht was weer een ontdekking. Het was ontroerend en onvergetelijk. S.E.S.A.M. is bij mijn weten het enige dispuut dat nog dies gevierd heeft met 100% ondergdoken leden, die vanuit het hele land zich verzameld hadden met de moed die daar voor nodig was. Bovendien werd vast besloten de vergaderingen voort te zetten. Was deze dies in practisch alle opzichten in principe gelijk aan de voorafgaanden toch zette de oorlog en het feit dat we ondergedoken waren en het feit dat de illegaliteit steeds meer leden opslokte een stempel op deze dies. Hier werd eens geheimzinnig gefluisterd, daar in een hoek nog even de laatste hand aan een vals P.B. gelegd, er werd over honderden bonkaarten onderhandeld en wehrmachts-auto's met voedsel voor onderduikers. De mogelijkheden van Engelandvaart werden besproken en de minder vergevorderden van het oorlogspad trachten elkaar te overtroeven met hun valse papieren. Vurig maande de heer Van Arkel ons daadwerkelijk aan het verzet deel te nemen. Het was hem aan te zien dat hij actief was met alle kracht die in hem was. Het bestuur werd geprolonggeerd en zou blijven zitten tot na den oorlog. Was op 30 oktober de dies gevierd, op 27 november 1943 werd de 417e vergadering gehouden ten huize van dr. Heckman, als was er geen vuiltje aan de lucht. De praeses had die morgen een narrow escape toen hij gearresteerd werd door de S.A. in Haarlem. Maar de papieren van Johan Pilon waren zo goed dat hij weer werd vrijgelaten en 's avonds weer aanwezig zou zijn op de vergadering. Minder geluk had Jo van Arkel die enkele dagen voor de vergadring gearresteerd was en naar Haaren vervoerd. Groot was onze ontsteltenis en somber waren onze verwachtingen. Al wisten we toen niet dat Jo één van de leidende figuren van de inlichtengroep „Albrecht” was toch vermoedden we wel zoiets en vurig waren de gebeden die in elke S.E.S.A.M.-vergadering opstegen voor Jo en Wim en Hayo. Ja er ging geen dag voorbij of elk lid afzonderlijk bad voor zijn medeleden die in gevaar waren, al zeiden we het elkaar niet, we wisten het wel. Als een mokerslag hamerde het op onze hoofden, „Jo is ter dood veroordeeld in Haaren”. Een gratie verzoek werd ingediend door de reünisten van het dispuut, de leden moesten maar liever niet medeondertekenen. Het werd verworpen en het laatste dat we hoorden was dat hij naar Duitsland getransporteerd was, wat ons een heel klein sprankje hoop gaf. De lege plaats in de Albrecht-groep werd echter spoedig ingenomen door een andere Sesamiet, de heer Kuipers, die zich daar een leidende functie verwierf. Ook de heer Van Dijk zag zich later in de groep opgenomen.
De heren Pilon, Kuipers en Van Dijk namen als afgevaardigden van S.S.R.A. nog deel aan enkele conferenties van de Unie over naoorlogse plannen, onder andere in Utrecht, najaar '43. En de heer Pilon weerde zich in het voortgaande studentenverzet, in welke kringen men zich veel bezighield met de toekomst van universiteit en studentencorpora. Waren er op de vergadering bij dr. Verhave 9 leden aanwezig, de volgende uitgeschreven vergadering bij dr. Van Gelderen verliep in een reünie bij gebrek aan leden. Acht leden waren aanwezig op een vergadering ten huize van de heer Franken in Hilversum op 18 februari 1944. Bij de heer van Steenwijk in Heemstede slechts 6, drie bestuursleden en drie in de oppostie. De heer Kuipers kondigde aan dat hij in verband met zijn werkzaamheden het abactiaat moest neerleggen en geen vergaderingen meer kon bezoeken. Zo had dan de laatste vergadering plaatsgehad op 24 maart 1944. Vanaf dat moment was er slechts incidenteel contact tussen leden van het dispuut. Van dispuutsleven was geen sprake meer.
Het zwaarste verlies moest S.E.S.A.M. echter nog lijden. In januari 1945, bij het ochtendgloren van de bevrijding is Wim Speelman voor de tweede maal gearresteerd en in de volgende maand als represaille maatregel met anderen gefusilleerd. Hier buigen we als dispuut het hoofd en kunnen alleen zeggen: De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd. Wim leeft voort in de mos van ons dispuut die blijft zolang het dispuut blijft.
Hij ging ons voor, viel zwijgende het leven uit...
De duinpan rook naar vers gedolven aarde
en later ook naar bloed en damp en kruit de
steden sliepen en de zee bedaarde
De nacht werd glanzend op een vensterruit
en het oud maanlicht schreef daarop zijn name
De dood werd ruim gelijk een scheepskajuit
en vele Geuzen kwamen daar tesamen.
Hier eindigt de historie van S.E.S.A.M. in oorlogstijd en daarop volgt het bevrijdingslied, het lied van de Geuzen die weer terugkeren naar hun universiteitsstad, naar S.E.S.A.M.. Zij hebben hun taak volbracht. Zij kwamen na jaren van overal weerom, met vliegende vaandels en slaande trom en zagen de zon bij het zinken op het duin van hun vaderland blinken.
Aldus samengesteld op het verzoek van enkele reünisten 16 november 1946, ter gelegenheid van het 8ste lustrum.
De commissie,
A. Kok, A.J. van Dijk
Overgetypt door Y. Smit, e.t. praeses, 26 juli 1994. Lees- en typefouten voorbehouden. Origineel in het S.E.S.A.M.-archief.